Special Arts

A | A | A
Stichting Special Arts Nederland  T: 033 432 80 33  E: info@specialarts.nl
Home Agenda Nieuws Organisatie Downloads Contact ANBI Links Sitemap Colofon

Op 11 november j.l. organiseerden Special Arts en Kunstfactor het Symposium Erkend Talent. Het symposium had tot doel de stand van zaken met betrekking tot de podiumkunsten voor en door mensen met een handicap te belichten. Daarnaast werd de publicatie Erkend Talent gepresenteerd, waarin 108 aanbieders van podiumkunsten voor mensen met een handicap hun activiteit over het voetlicht brengen, afgewisseld met discussies over dit onderwerp met deskundigen uit het veld.

U kunt de publicatie Erkend Talent à € 15,- inclusief portokosten, bestellen bij Special Arts via publicatie Erkend Talent is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van de VGN.


   

 

 

 


Ontmoeten en verbinden

Verslag Symposium Erkend Talent 11 november 2010

Ad van den Kieboom

Wie met hart en ziel projecten begeleidt en voorwaarden schept binnen het werkveld van podiumkunst door mensen met een beperking  heeft de handen doorgaans meer dan vol. En hoe hoog het uitwisselen van ervaringen met anderen ook op het verlanglijstje staat: tussen droom en daad staan altijd praktische bezwaren. Daarom is het initiatief van Kunstfactor en Special Arts voor een symposium erg welkom. De twee landelijk opererende organisaties constateerden de behoefte aan uitwisseling en aan informatie over de stand van zaken in het werkveld. Voor de kunstenaars zelf en zeker ook voor beleidsmakers en beslissers bij organisaties en overheden. Ze initieerden een inventarisatie van het brede en gevarieerde landschap van theater, muziek en dans.


Het resultaat legden ze vast in een kleurrijk boek Erkend Talent (te bestellen bij Special Arts en Kunstfactor) waarin ook artikelen zijn opgenomen over thema’s die het werkveld bezig houden.

Ontmoeten en verbinden

Het symposium was niet alleen bedoeld om meningen en zienswijzen uit te wisselen. Het bood ook de mogelijkheid om elkaar te ontmoeten en het netwerk uit te breiden.

Ontmoeten en verbinden, onder die noemer was de dag samen te vatten die op 11 november in De Nieuwe Veste, het Centrum voor de Kunsten in Breda, werd gehouden. Vele regisseurs, artistiek en zakelijk leiders, vertegenwoordigers van gemeenten, provincies en fondsen waren aanwezig.

Na de opening door Klaaske de Vos (directeur van Special Arts), en Frederike Weisner (Hoofd Beeldende Kunst, Nieuwe Media en Theater van Kunstfactor), introduceerde de Duitse choreografe Gerda König haar visie en werkwijze. En direct wordt de toeschouwer betrapt op zijn eigen vooroordeel. Op het podium verschijnt geen afgetrainde choreografe, maar een kleine vrouw die in een rolstoel zit als gevolg van een progressieve spierziekte. De toon is meteen gezet: kijk verder dan je neus lang is. Ga niet uit van de beperking, maar van de mogelijkheden. Streef naar een zo hoog mogelijke professionaliteit. Die statements zullen als een rode draad door de discussies van die dag lopen.

`Ik wil dat ze uit de rolstoel springen’

Gerda König, artistiek leidster van dansgezelschap DIN A-13, treedt met haar dansers over de hele wereld op. Ze is al vele jaren bezig met haar onderzoek naar een nieuwe esthetiek. Lang met hetzelfde team te werken, leidt tot verdieping en diversiteit. Het is gemakkelijk te zeggen dat de positie van de zelfbewuste König luxe is, maar dan vergeet je dat ze alles wat ze heeft bereikt met hard vechten voor elkaar heeft gekregen.

Ze laat filmfragmenten uit voorstellingen zien omdat `dans moeilijk in woorden uit te leggen is.’ Controle, lichaamsbeheersing, techniek, conditie en ritmegevoel zijn de bagage van een danser. De spastische dansers zullen daar zeker moeite mee hebben, maar hun concentratie is zo intens dat het ook een factor in het bewegingsspel wordt. `Iedereen met een fysieke handicap gebruikt zijn lichaam anders’, zegt Gerda König. `Toen ik vijftien jaar geleden bij toeval in een workshop terecht kwam, zag ik een andere spastische vrouw in een rolstoel een onbeheerste beweging maken. Dat werd niet gezien als een afwijking, maar als een mooie beweging. Het riep bij mij de vragen op: wat is schoonheid, wat is normaal, wat is professioneel?’

Vanuit het bewustzijn dat een beperking mogelijkheden biedt, door uit te gaan van wat iemand kan in plaats van bewegingen aan te leren, onderzocht Gerda de mogelijkheden van het lichaam. `Je moet de handicap niet verdoezelen, gewoon benutten wat er is en kijken hoe ver je kunt gaan. Werken met deze dansers levert nieuwe bewegingen op, een nieuwe esthetiek. Voorspelbaar is het nooit. Ik stimuleer iedereen de grenzen op te zoeken om nog beter te presteren. Ik wil dat ze uit de rolstoel springen.'

Onderzoeken van het bewegingsvocabulaire

Maar hoe werkt dat in de praktijk? Moeten choreografen af en toe niet voordoen wat ze van hun dansers verlangen? Gerda König heeft de vraag wel vaker gehad. Ze legt uit dat ze twee medewerkers heeft die precies weten wat zij wil en daarmee met de dansers aan de slag gaan.

`Via beelden geef ik aan wat mijn idee is. Dat is geen probleem.'

Het onderzoeken van de verschillende soorten van bewegingsvocabulaire betekent veel individueel werken. Daarna wordt gekeken hoe de combinatie met anderen gemaakt kan worden. Het liefst werkt ze met groepen waarin gehandicapte en niet-gehandicapte mensen zitten. Haar doel is om nieuwe `mixed-abled’ groepen in andere landen van de grond te tillen. `Nu willen ook professionele dansers met ons werken.’

Haar werk wordt nationaal en internationaal zeer hoog gewaardeerd. Volledige subsidiering stelt haar in staat om een of twee internationale producties per jaar te doen. En ze geeft overal workshops zoals eind oktober 2010 op de Fontys Dansacademie in Tilburg. Nederlandse studenten nemen een kijkje in de keuken bij Gerda König. Er zijn in Nederland geen groepen die producties maken zoals DIN A-13, wel projecten die op een vergelijkbare manier werken. Gerda zou het toejuichen als er educatieve projecten op scholen zouden plaatsvinden waarin dansers met en zonder handicap samenwerken.

Ze benadrukt dat het haar in het productieproces niet om het pedagogische of psychologische aspect gaat, maar om de kunst. `De acceptatie in de reguliere danswereld groeit. Daar staat tegenover dat programmeurs terughoudend zijn, terwijl het publiek verbaasd is en meer wil zien.'

Muziek niet leidend, maar ondersteunend

Gerda König haalt haar inspiratie uit een sfeer of een provocerend idee. De traditionele dans prikkelt haar niet. Bij een dansproject zoals ze dat recent in Ghana deed, probeert ze aan te sluiten bij rituelen, thema's en verhalen die dicht bij die cultuur staan.

Muziek speelt natuurlijk een belangrijke rol. In de visie van König moet muziek niet (bege)leiden, maar ondersteunen. De componist komt niet met een kant-en-klaar stuk, maar hij ontwikkelt dat paralel aan de ontwikkeling van de choreografie. Het is een artistieke dialoog die soms goed en soms minder goed uitpakt. `In het ritme blijven kan lastig zijn voor de dansers, daarom hebben we eerder sfeermuziek dan muziek met een dwingend ritme.’

Paneldiscussies

Na Gerda König stonden twee paneldiscussies op het programma met mensen uit het werkveld. Rond het thema werkwijze, kwaliteit en talentontwikkeling spraken Aaltje van Zweden (Stichting Papageno), Theo Frentrop (Theaterwerkplaats Tiuri), Els Hoonhout (Community Art Dario Fo) en Carolien Hermans (adviseur dans bij Kunstfactor en promovendus aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, AHK).

Hoewel ieder vanuit een andere invalshoek met de podiumkunst te maken heeft, zijn er veel overeenkomsten in de praktijk.

Bij Tiuri is het vertrekpunt de eigen inbreng van de spelers met professionele begeleiding. Er is vooraf geen thema. Het gaat om wat er leeft in de groep. `Spelers werken vanuit een natuurlijk talent. Het product raakt het publiek. Er wordt een emotie aangesproken en een energieveld aangeboord. Je ziet de mens zelf.’

Bij Dario Fo begint een productieproces ook blanco. Tijdens het proces krijgt de inhoud gestalte. `Wij maken community art. Mensen met een beperking horen bij de samenleving. Daarom betrekken we hen ook bij onze voorstellingen. Ik vind het praten over kwaliteit lastig omdat je geen absolute norm kan stellen.’

`Kwaliteit leveren is de grootste uitdaging’

Aaltje van Zweden vertelt dat Papageno zich in de grote muziekprojecten richt op de kennismaking en samenwerking tussen jongeren met autisme en  onderwijsinstellingen, culturele organisaties en kunstenaars. De projecten sluiten aan bij bestaande muziek. Omdat de gedragsproblemen soms lastig hanteerbaar zijn, eisen de projecten veel voorbereiding en aandacht. `Kwaliteit leveren is de grootste uitdaging. In maart 2011 hebben we een voorstelling waarin zestig kinderen zitten. Die is opgenomen in de reguliere theaterprogrammering. We werken daar een tot twee weken met alle deelnemers aan. Dat legt een heel grote druk op het artistieke product.’

Carolien Hermans spreekt vanuit haar werk bij de AHK. Er is behoefte aan deskundigheidsbevordering. Special Arts en studenten zelf kwamen met de vraag naar mogelijkheden voor expertiseontwikkeling. Nu is er een keuze vak met de naam `Outside-in’ waarin het accent ligt op de artistieke begeleiding van mensen met een beperking in de podiumkunsten. Belangrijk is de voortdurende dialoog met het werkveld waarbij de plaats van het zorgaspect niet vergeten wordt. Ook kennis over financieringsmogelijkheden en de organisatie van de werkplekken is belangrijk.

Het podium democratiseert

In de discussie wordt het kunstproduct centraal gesteld, het proces lijkt daaraan ondergeschikt. Voor Aaltje van Zweden gaan proces en product samen. Talentontwikkeling is ook een speerpunt in het beleid van Papageno. `In ons nieuwe programma willen we met een aantal scholen de diepte in. Totnutoe hoopten we dat de scholen de follow-up zelf zouden oppakken. Nu hebben we geld gekregen om drie á vier jaar een langdurig project te doen waarin we musici opleiden met het doel dat het ook uitstraling heeft naar opleidingen. Autisten zijn geen podiumdieren. Ze moeten zich vertrouwd voelen in het werkproces en dan mooie verhalen laten zien.’

Theo Frentrop stelt zich ook de vraag wat theater met de speler doet. In een van de artikelen in het boek Erkend Talent vertellen regisseurs hoe ze met hun spelers werken aan theatrale vaardigheden, discipline en verantwoordelijkheid. Binnen de muren van de kunstwerkplek is te zien wat het oplevert, voor de situatie daarbuiten is het niet goed meetbaar. Soms vallen deelnemers meteen terug op het zorgpatroon.

Uit de zaal reageert iemand met de stelling dat voor haar de kwaliteit van leven boven de kwaliteit van het product gaat. Voor Theo is meerwaarde geven aan het leven via de podiumkunst geen doel.

`Mensen met een beperking zijn zowel zichtbaar als onzichtbaar’, zegt Carolien. `ze vallen op in het straatbeeld, maar verder weet je niet hoe ze functioneren. Op het podium tonen ze zich. Daar vindt een ontmoeting plaats. Het is een spel van kijken en bekeken worden. De afspraak is dat de toeschouwer zonder gêne mag kijken, hij is uitgenodigd. Het podium democratiseert. Dat is een verademing. Je mag het publiek aanspreken en binnen de afspraken in en uit je rol stappen. De acteur leert dat hij op dat moment een grote verantwoordelijkheid heeft.’ Els Hoonhout van Dario FO beaamt dat de spelers erop kicken dat ze bekeken worden. `Sommigen schieten daarin door, anderen voelen zich nog onveilig.`

Verse panelleden

Nadat Drumband `Nooit Gedacht’ uit Gemert de zaal heeft verblijd met enthousiast en overrompelend tromgeroffel neemt een nieuw panel op het podium plaats. Ze gaan zich buigen over zichtbaarheid en erkenning, randvoorwaarden en inclusiviteit.

De gesprekpartners zijn Elsbeth Rozenboom (senior deskundigheidsbevordering en adviseur theater Kunst & Cultuur Gelderland), Ingrid Tuinenburg (directeur Nederlandse Stichting Gehandicapte Kind), Jettie Rattink (directeur Centrum voor de Kunsten Nieuwe Veste Breda) en Mieke Julien (Artistiek leider Handtheater Amsterdam).

Alle gesprekspartners constateren dat de zichtbaarheid van de podiumkunst door mensen met een beperking groeit. Mieke Julien stelt vast  dat er steeds meer podia voor haar Handtheater zijn en dat ze altijd teruggevraagd worden op plekken waar gespeeld is. Jettie Rattink ziet dat docenten meegroeien. De vanzelfsprekende aanwezigheid van de doelgroep heeft invloed op de kijk van de organisatie en de houding van de docenten. Ingrid Tuinenburg is actief bezig om de zichtbaarheid te stimuleren. Het 5D festival in september 2010 in Amsterdam-Noord is daarvan een voorbeeld. `We wilden de gescheiden circuits bij elkaar brengen. Er is geen nadruk gelegd op de handicaps om te voorkomen dat mensen vantevoren al zouden zeggen “het is niks voor mij”. Dat is gelukt. Het kunstaspect heeft voor ons geen prioriteit. NSGK wil op de eerste plaats samenwerking en ontmoeting stimuleren.’

Het neutrale publiek wil kunst zien

Elsbeth Rozenboom stelt het punt van de kwaliteit aan de orde. `Wij hebben in Gelderland een festival georganiseerd en we wilden daar ook special talents aan bod laten. Het spijt me te moeten zeggen dat we geen groep konden vinden die goed genoeg was. Want je moet bij de beoordeling wel kunstcriteria aanleggen. Het neutrale publiek wil kunst zien. Het is dan teleurstellend dat bijvoorbeeld een voorstelling van Maatwerk uit Rotterdam niet op de kunstpagina wordt besproken. Onze taak is het om kritisch te zijn en het kader deskundigheidsbevordering aan te bieden. Dus als er behoefte is horen we dat graag.’

Elsbeth Roozenboom pleit ook voor een actief netwerk van contacten die van elkaar kunnen leren. En voor verbindingen tussen zorg, sociale en culturele instellingen. Ze zou een kenniscentrum willen waar je informatie kunt halen over wie waar zit en wat doet. Aan de andere kant moet een dergelijk kenniscentrum beleid en visie ontwikkelen. Ze ziet daarin een taak weggelegd voor landelijke organisaties als Special Arts en Kunstfactor. Elsbeth lanceert het idee om op beleidsniveau een platform te maken waarop ambassadeurs van de provincies elkaar ontmoeten en van elkaar leren. `De provincie kan inhoudelijke vragen ondersteunen met workshops en educatietrajecten. De talenten en de groepen die hoge kwaliteit leveren, moeten de boegbeelden zijn waarmee je de hele sector zichtbaar maakt en erkenning geeft. Waarom geen projecten initiëren op het gebied van beeldvorming?’

Jettie Rattink haakt daarbij aan door te zeggen dat je je bewust moet zijn van de verschillende niveaus waarop groepen zich bewegen. Iedereen maakt zijn eigen stappen en afwegingen in het proces naar zichtbaarheid.

Hoe betaal je het?

Het punt van de financiering van mooie plannen komt ook aan de orde. Nu een deel van de kunst door de landelijke overheid een linkse hobby wordt genoemd die zichzelf moet bedruipen, lijkt de kans op een geldstroom richting de podiumkunsten door mensen met een beperking niet groot. Zeker als de nadruk komt te liggen op de economische waarde van kunst.

Het panel ziet ondanks de dreigende wolken ook mogelijkheden. Het Fonds voor Cultuurparticipatie stimuleert beleid dat gericht is op het laten deelnemen van zoveel mogelijk mensen aan cultuur. De verwachting is dat de cultuurparticipatie in de luwte zal blijven van bezuinigingen. Maar zeker weet je het nooit. De gehandicapte beoefenaars van kunst leveren een bijdrage aan de samenleving. Het deelnemen, versterkt de sociale infrastructuur. Als mensen daardoor beter functioneren en zich beter voelen, heeft dat effect op de zorgvraag. Wat het economisch oplevert is niet te berekenen, maar het principe is duidelijk.

Money needs Charity

Elsbeth Roozenboom vindt dat je verder moet kijken dan de overheid. `Money needs Charity’, zegt ze. Met andere woorden: probeer particuliere fondsen en bedrijven te interesseren.

Voorlopig blijft het de vraag hoe je kunt vermijden dat je bij aanvragen voor subsidie van welzijn naar cultuur en andersom wordt gestuurd. Elsbeth is duidelijk: dagbesteding hoort onder de zorg, kunst bij cultuur. De ervaring van Mieke Julien met het Handtheater is dat ze vaak tussen welzijn en cultuur heen weer wordt geschoven. `Er is geen loket voor ons.’

Oorzaak lijkt toch dat de kunst waarover we het in het symposium hebben, nog niet serieus genomen wordt. Iemand uit de zaal, regisseur bij theatergroep Eskalibur uit Den Haag, geeft daarvan een schrijnend voorbeeld. Het subsidieverzoek voor een productie met als thema `loslaten’ werd niet gehonoreerd. Als motivatie gaf de commissie dat het onderwerp te moeilijk zou zijn voor de doelgroep. Alsof Eskalibur, dat al jarenlang producties maakt, geen kijk op de capaciteit van haar spelers zou hebben.

Tot slot

Na afloop van het officiële gedeelte was er nog een officieel gedeelte waarbij het boek Erkend Talent werd gepresenteerd. De burgemeester van Breda onderstreepte het belang van het symposium en de kunstbeoefenaars. Om de intentie van inclusie kracht bij te zetten speelde hij op trompet samen met Drumband `Nooit Gedacht’ enkele feestelijke nummers.

Bij de deelnemers aan het symposium heerste tevredenheid over het geheel. Klaaske de Vos benadrukte dat het symposium verkennend was bedoeld. Aan de geanimeerde gesprekken in de wandelgangen te oordelen was er genoeg stof voor discussie en heeft het symposium ook goed gewerkt als plaats om contacten te leggen en te verstevigen. Zegert de Zeeuw, artistiek leider van Momotheaterwerkplaats uit Ederveen, vond het prettig dat de discussies niet over de hoofden van de deelnemers heen gingen. `Er zijn zinvolle zaken aan de orde gekomen waarvan je dacht: dit gaat over ons. De taak van Special Arts en Kunstfactor is om rond de belangen van groepen concrete zaken te organiseren en de band met de achterban te verstevigen.’

Special Arts heeft zich voorgenomen, onder andere in samenwerking met Kunstfactor, een onderzoek te doen naar de wensen en behoeften voor ondersteuning van kwaliteitsontwikkeling. Aan de hand van een aantal pilotprojecten zullen de uitkomsten en aanbevelingen hiervan tijdens een volgende ontmoeting opnieuw aan de orde komen.    




ga terug Terug naar het overzicht